Publicaties
 
                
                                               
                
                 
                
Vox Humana april  2012
                
 
 
 Het Duits harmonium: een herwaardering 
 
Aflevering 9: Intermezzo
 
  
 
 
 
Als aanloop naar het volgende hoofdstuk dat zal gaan over de zangmethode van Julius Hey, is deze  bijdrage in de serie Het Duits Harmonium- Zingend Musiceren, een soort Intermezzo. 
Ik heb hierin twee onderwerpen kort uitgewerkt die voor de volgende aflevering van belang zijn: het eerste is 'fraseren en articuleren', 
het tweede zijn audio-voorbeelden, als illustratie van het zingen vanuit woord- en klankexpressiviteit waar Julius Hey (in aansluiting bij opvattingen van Wagner) in zijn methode aanwijzingen over geeft.  
 
 
1.  Fraseren en articuleren 
De term fraseren is een verwarrend begrip; rond 1900 omvat het iets geheel anders dan dertig jaar later. Bij  Hugo Riemann is fraseren niet zozeer een indeling in zinnen als wel het op elkaar betrekken van tonen, zodat ze,
 vanuit een bepaald idee, een motief en hier vanuit grotere eenheden  vormen; deze grotere eenheden kunnen zinnen zijn. Fraseren is dus een proces van vormgeving  van onderop.
  Deze werkwijze van onderop is een belangrijke werkwijze in de moderne Duitse muziek; opmerkingen hierover zijn  terug te vinden bij onder andere  Wagner, Von Bülow, Riemann, Adorno.  Deze werkwijze is bij uitstek te realiseren op het zuigwindharmonium met expression.
Hoe verschillend gedacht kan worden over articuleren en fraseren getuigt het volgende:  
Riemann in Musik Lexikon (1909): 
 "Ik articuleer goed wanneer ik het volgende voorbeeld  uit de 2e symfonie van Brahms zo uitvoer dat 
de laatste noot van de maat gebonden is aan de vorige en kort wordt uitgevoerd. Ik fraseer goed wanneer 
ik begrijp dat de laatste noot van de maat een motief vormt met de volgende eerste noot van de maat."
Hermann Keller in 'Phrasierung und Artikulation' (1955) haalt dit voorbeeld aan als iets onbegrijpelijks, als een wijze van denken toen alles nog niet zo helder en duidelijk was.  Voor hem is articuleren veel wezenlijker. Niet vanuit het fraseren ontstaan motieven maar vanuit  articuleren. Deze opvatting wordt bewust of onbewust door velen in deze tijd gedeeld; het huidige musiceren binnen de klassieke muziek  is hier grotendeels in onder te brengen. Aan dit musiceren ligt veelal een puls  ten  grondslag; in die puls wordt gearticuleerd en worden motieven gevormd. Bij Riemann  is de puls minder dominant; veeleer ontstaat die puls vanuit het muzikaal materiaal (vanuit het fraseren) en doordat het metrisch accent geen rol speelt. Dat geeft ruimte voor temposchommelingen en maken van grotere verbanden. 
 
 
2. Audiovoorbeelden 
a. Van de workshops die  de zangeres  Lotte Lehmann (1888 - 1976)  gaf op latere leeftijd zijn filmopnames gemaakt. 
In één van die opnames presenteert een  student  het lied 'Sonntag' van Brahms. Lehmann is niet overtuigd door die voordracht en doet voor hoe zij dat lied zou zingen. 
 Het lijkt wel of de verschillen tussen Mendelssohn en  Wagner  herleven:  de student  zingt vrij strak in de maat en probeert daarin expressief te zijn,   
 Lehman bouwt het lied op vanuit de tekst en de uitspraak en in zekere zin nog vanuit de fraseringsidee van Riemann.  
b. Van 'Gretchen am Spinnrade' van Franz Schubert bestaan zeer uiteenlopende uitvoeringen. 
De realisatie van Elisabeth Schwarzkopf en Edwin Fischer (Klavier) is een  van de weinige waarin de onrust die gesuggereerd wordt in de tekst en de vorm van de compositie via woordaccenten en temposchommelingen  samenkomen.  
Je zou deze opvatting  gevormd kunnen noemen door  Deutscher Gesangs-Unterricht van Julius Hey , maar  gepolijst door  de Sachlichkeit van de dertiger-   en na-oorlogse jaren.