Publicaties
Vox Humana juli 2011
Het Duits harmonium: een herwaardering
Aflevering 5: articulatie en expressiviteit - 2
In deze aflevering ga ik verder met het illustreren van de mogelijkheden die het zuigwindharmonium met expression heeft op het vlak articulatie en expressiviteit. Uitgangspunt daarbij is een harmonium met double expression van de firma Lindholm (1922) en een prelude van J.S. Bach (BWV 855a).
Lindholm-harmonium
Het betreffende harmonium is, volgens aantekeningen in het instrument, hoogstwaarschijnlijk gebouwd in 1919 en voorzien in ca. 1922 van een serienummer. Het is een instrument dat in omvang klein is: discant 5-spel, bas 5 1/5 spel; klavieromvang F contra - f3; afmetingen: hoog breed diep.
Het instrument is voorzien van een double expression-inrichting, een forte expressiv en prolongement (zie video).
Op de video-opname is duidelijk te zien dat de achterste tongen van de discant volledig omsloten zijn door een kast, welke geopend kan worden via de expressiv-inrichting.
Door deze inrichting is de forte expressiv zeer effectief. Het instrument kenmerkt zich verder door een snelle aanspraak van de tongen en door de mogelijkheid om via de aanslag (via het openen van het ventiel) de aanspraak te beïnvloeden.
Met name de schakeringen die te realiseren zijn op het gebied van de aanslag zijn bij dit instrument opmerkelijk.
Om dit te illustreren zijn drie manieren van aanspraak van de tong in afbeelding 3 grafisch weergegeven en zijn ze te beluisteren in het audio 1 bestand. Het betreft een weke, normale en explosieve aanslag.
In figuur 3a (de weke aanslag) bedraagt de ontwikkeling van de toon ongeveer 300 ms. De klank ontwikkelt zich langzaam; bij het begin is vrij veel windgeruis te horen. Figuur 3b betreft een normale aanslag: de toon ontwikkelt zich in ca. 120 milliseconden. Figuur 3c is de weergave van een explosieve aanslag. Te zien is dat de luidsterkte bij het ontstaan van de toon een hoger niveau heeft dan de stabiele toon erna. Hierbij komt nog dat bij de explosieve aanslag enkele boventonen meer naar voren komen, waardoor de klank van karakter verandert en scherper wordt.
Tussen deze drie aanslagen loopt een overgangsgebied. Hierdoor is het mogelijk om zeer gedifferentieerd te spelen. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de audio 2 - 5 bestanden.
Prelude e moll BWV 855a: Bach, Riemann, Busoni
De mogelijkheden die het instrument kent op het vlak van articulatie en aanslag worden toegepast in de prelude e moll BWV 855a van J.S. Bach. Deze prelude is opgenomen
in het Clavier-Büchlein vor Wilhelm Friedemann Bach en nadien, in een uitgewerkte variant, in Das Wohltemperierte Klavier deel 1.
Bij de uitvoering van deze compositie is het mijn bedoeling om met inachtneming van de tekst en met gebruikmaking van uitvoeringspraktijken uit de geschiedenis van de compositie, de expressieve mogelijkheden van het instrument te benutten.
Het laatste houdt voor mij in dat vooral elementen uit de uitvoeringspraktijk rond 1900 (de tijd dat het instrument is gebouwd) worden gebruikt.
In de praktijk houdt dat een analyse in van de compositie met daarbij een zoektocht naar hetgeen over de compositie geschreven is.
Vooral voor wat musici en auteurs die werkzaam waren rond 1900 (zoals Riemann, Busoni, Reger) geschreven hebben, heeft mijn belangstelling.
BWV 855a kenmerkt zich door een doorgaande baslijn in zestiende beweging en akkoorden in de diskant in achtsten op de eerste en derde tel van de maat.
De laatste twee maten vormen hierop een uitzondering: de doorgaande beweging in de bas is in de voorlaatste maat hoger geplaatst, in de laatste maat is de beweging verdwenen en wordt gevormd door een lang aangehouden akkoord.
In BWV 855 (de aangepaste versie die opgenomen is in Das Wohltemperirte Clavier deel 1) is de baslijn gehandhaafd. De akkoorden zijn opgenomen in een toegevoegde melodielijn.
Voorts vindt een reprise plaats van de compositie, echter in een presto-tempo en met wijzigingen in de melodielijn.
Wat zeggen Busoni en Riemann rond 1900 over deze compositie?
Busoni schrijft dat hij de term 'espressivo' als bijschrift heeft weggelaten omdat die term het karakter van de compositie niet volledig dekt.
Het gaat om uitdrukking op een verheven wijze, waarbij de baslijn rustig en onaangedaan zijn weg gaat. Het stuk ademt treurigheid ("Traurigkeit") uit, geen bevindelijkheid of sentimentaliteit ("Empfindsamkeit") of kalmering ("Beruhigung").
Ook Hugo Riemann in "Katechismus der Fugen-Komposition:
(Analyse von J. S. Bachs "Wohltemperiertem Klavier" und "Kunst der Fuge")" gaat in op het expressieve karakter van de compositie: "Leidenschaflich erregt, schmerzlich zuckend, heftig erscheint das Präludium". Als karakteraanduiding geeft Riemann aan: Grave, patetico.
Beide auteurs wensen dus een grote mate aan expressiviteit.
In de uitgave van BWV 855 door Busoni is een articulering in de baslijn weergegeven. Voortdurend is de beweging vanaf de tweede zestiende noot van de eerste tel naar de eerste zestiende van de derde tel, en van de tweede zestiende noot van de derde tel naar de eerste zestiende van de eerste tel totdat het eindakkoord is bereikt. Deze beweging, een vorm van opmaat, is rond 1900 naar voren gebracht met name door Hugo Riemann. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de opmaat een energievol is en leidt naar het zware gedeelte van de maat.
Uitwerking
Bij de uitvoering van BWV 855a neem ik dit idee over de opmaat over. Hierbij voeg ik een lichte articulatie toe tussen de tweede en derde zestiende van de eerste (of derde ) tel en tussen de vierde zestiende van de eerste tel en eerste van de tweede tel. Deze articulaties zijn quasi legato, waardoor in de klank een licht percussief karakter ontstaat. Met name is dat op dit harmonium van Lindholm goed te realiseren. Hierdoor krijgt de opgaande en neergaande beweging plus het keerpunt iets meer reliëf. De op- en neergaande lijn wordt tevens licht geaccentueerd door toe- en afname van de ademsteun en, indien schakeringen contrastrijker worden, door grotere ondersteuning van de double expression.
Wat betreft de akkoorden in de diskant staan de volgende mogelijkheden voor de speler ter beschikking:
weke, normale en explosieve aanslag (en gradaties ertussen) zoals hierboven beschreven, veel en weinig adem- (pedaal) steun al dan niet in combinatie met de double expression, de lengte van de achtste noot en het tijdstip van aanslag (tegelijkertijd met de bas of erna).
Van belang in het spelen van de akkoorden is een visie te hebben over het totaal karakter van de compositie en de verhouding in karakter tussen bas en diskant. Omdat de melodielijn uit BWV 855 ontbreekt, beperkt zich de expressie tussen baslijn en akkoorden.
Gaan deze twee een dialoog aan? Is er beïnvloeding van de baslijn door de akkoorden?
Proberen de akkoorden de baslijn te ondergraven? Hoe verhoudt zich het slotakkoord zich tot de beweging in de bas en de akkoorden in de discant?
Vanuit deze vraagstellingen, vanuit hetgeen door onder andere Riemann en Busoni geschreven is, speel ik de akkoorden dusdanig dat deze af en toe bijna onderduiken in de hoogst expressieve stroom van de baslijn met name wanneer de akkoorden laag gepositioneerd zijn (in het algemeen een topnoot op of onder de c2).
Als registratie neem ik:
Baslijn: Bourdon 16, Subbass 16, Viola dolce 4, Aeolsharfe 2. Om klankmassa te krijgen en voor het vergroten van het expressieve palet, wordt de baslijn een octaaf lager gespeeld dan genoteerd.
Akkoorden: Vox Jubilans 16, gespeeld op de genoteerde hoogte (in klank dus een octaaf lager).
Ten slotte het slotakkoord:
het is een E-groot akkoord, een statisch akkoord van vier tellen, sterk contrasterend met de zestiende beweging in de bas en de achtste beweging in de diskant.
Dit akkoord is te beschouwen als het eindpunt en oplossing van de beweging. Met name op harmonium, door de dragende toon en de dynamische schakeringen, kan dit eindakkoord als het ware opduiken uit de beweging van de zestienden en verdwijnen in het niets. Uit de beweging duikt langzaam iets stralends op, zoals dat ook af en toe voorkomt bij muziek van Liszt en Wagner, en verdwijnt vervolgens. Het totaalkarakter van Traurigkeit zoals Busoni dat aangeeft blijft daarbij in stand; toch duikt een vorm van hoop op, zonder in Beruhigung te vervallen.